Postive Behavior Support
Het doel van Positive Behavior Support (PBS)
Positive Behavior Support is een schoolbrede aanpak gericht op het creëren van een positief schoolklimaat, zodat het leren wordt bevorderd en gedragsproblemen worden voorkomen.
Door te handelen conform de PBS principes willen we voorkomen dat kinderen ongewenst gedrag laten zien. Toch besteden we ook aandacht aan ongewenst gedrag. Dit om eenduidigheid te scheppen met betrekking tot dit item.
Gedragscode van OBS De Ammers
Ons onderwijs zien wij als een gezamenlijke activiteit van school en ouders. Respect voor elkaar, vertrouwen en open en eerlijk met elkaar communiceren zijn daarbij belangrijk. Respect, veiligheid en verantwoordelijkheid zijn de basiswaarden in onze school. Voorspelbaarheid en helder geformuleerde verwachtingen rondom gewenst gedrag vormen de basis voor een goed en veilig pedagogisch klimaat. Wij zien een veilig schoolklimaat als wezenlijk voor het gevoel van welbevinden van iedereen die in de school participeert.
Uitgangspunten:
- Het is belangrijk dat kinderen met plezier naar school gaan

- We hechten aan een duidelijke organisatiestructuur
- Kinderen leren eigen verantwoordelijkheid te dragen
- Prioriteit: orde, rust, respect en regelmaat
- Kinderen hebben stimulerende en uitnodigende begeleiding nodig
- Belonen van goed gedrag
- Goede communicatie met ouders
De drie pijlers (basiswaarden) waarop OBS De Ammers rust zijn:
Respect, Verantwoordelijkheid en Veiligheid
Goed gedrag: leer je!
Schoolbreed
In ons dagelijks onderwijs zijn wij vooral gericht op proactief pedagogisch handelen. Hierbij stimuleren wij in situaties gewenst gedrag bij alle leerlingen. Dit doen wij door:
1. Heldere gedragsverwachtingen in de gehele school te hanteren
Rond de drie basiswaarden; respect, veiligheid en verantwoordelijkheid, zijn verwachtingen ten aanzien van gewenst gedrag geformuleerd voor alle ruimtes in de school. Deze verwachtingen staan beschreven op de jaarkalender. De kalender wordt aan het begin van elk schooljaar in een teamvergadering besproken en vastgesteld. De kalender vindt u
hier.
Onze gedragsverwachtingen in de klas hebben we opgenomen in een matrix:
groep |
onderwijssituatie |
veiligheid |
respect |
verantwoordelijkheid |
|
algemeen |
|
|
|
1/2 |
|
|
Ik kan niets aan de juf vragen het stoplicht stop rood |
Ik ben aardig voor een ander. |
|
|
Ik ben/loop rustig in de klas |
Ik ga netjes met zijn/onze/jouw spullen om. |
|
|
kring |
|
|
|
1/2 |
|
Ik houd mijn handen en voeten bij mezelf. |
Ik luister naar de ander
IK steek mijn vinger op
Ik wacht op mijn beurt |
Ik zit netjes op mijn stoel. |
|
zelfstandig werken/spelen |
|
|
|
1/2 |
|
Op de grond speel ik op een kleed (los materiaal) |
Ik laat de ander rustig werken |
Ik ruim alles netjes op na het werken. |
|
eet-en drinkmomenten |
|
|
|
1/2 |
|
Ik blijf zitten op mijn stoel.
|
Ik ga niet lopen tijdens het voorlezen. |
Ik ruim mijn spullen netjes op. |
|
|
|
|
|
groep |
onderwijssituatie |
veiligheid |
respect |
verantwoordelijkheid |
|
handvaardigheid |
|
|
|
1/8 |
|
Ik gebruik het materiaal waarvoor ze bedoeld zijn.
Ik laat de ruimte netjes achter |
Ik heb waardering voor andermans werk.
|
Ik ruim de materialen netjes op |
|
wc gebruik |
|
|
|
1/8 |
|
Ik loop rustig.
|
Ik ga alleen naar de w.c.
|
Ik geef het aan de juf door als het wc-papier of de doekjes op zijn. |
|
|
|
|
|
groep |
onderwijssituatie |
veiligheid |
respect |
verantwoordelijkheid |
|
Instructie |
|
|
|
3/8 |
|
Ik zit recht op mijn stoel met de voeten op de grond |
Ik steek mijn vinger op als ik iets wil vragen |
Ik let op |
|
Zelfstandig werken |
|
|
|
3/8 |
|
Ik zit recht op mijn stoel met de voeten op de grond |
Ik ben stil
Als ik iets wil vragen steek ik mijn vinger op.
Ik gebruik mijn vraagkaartje.
Ik vraag hulp aan iemand in mijn groepje.
|
Ik ben bezig met mijn taak
Ik ruim mijn spullen netjes op |
|
Eten/drinken |
|
|
|
3/8 |
|
Ik eet en drink op mijn plaats
Ik loop rustig door de klas
|
Ik ben stil tijdens het voorlezen
|
Ik ruim mijn spullen netjes op. |
2. Gedragsverwachtingen te visualiseren in alle ruimtes
De drie basiswaarden worden gevisualiseerd op posters in alle algemene ruimtes van de school.
3. Het systematisch aanleren van gewenst gedrag
Minimaal één keer per week wordt een les gegeven rondom de verwachtingen gewenst gedrag van de jaarkalender.
Kern van de lessen is het voordoen van gewenst en ongewenst gedrag via rollenspel.
- het regelmatig laten oefenen in verschillende situaties en ruimtes in de school
- het minimaliseren van de aandacht voor ongewenst gedrag en de aandacht te richten op gewenst gedrag
- het gebruiken van correcties ; de regel te herhalen en de leerling voor de keuze te stellen het gedrag bij te stellen, direct te complimenteren bij de juiste keuze.
- zelf het goede voorbeeld te geven
- bij herhaaldelijk vertonen van ongewenst gedrag wordt extra geoefend individueel of in een groepje (onder andere via rollenspel)
Rollenspel is binnen PBS een belangrijke techniek om leerlingen vaardigheden aan te leren. Rollenspel geeft leerlingen de kans om in een veilige situatie te oefenen met nieuwe vaardigheden, voordat ze dit in de situatie gaan toepassen.
4. Het bekrachtigen van gewenst gedrag
Interventies die hierbij horen zijn: Het geven van complimenten: gekoppeld aan de verwachtingen gewenst gedrag. Complimenten rondom gedrag zijn het effectief wanneer het gewenst gedrag concreet genoemd wordt. Het noemen van de naam van de leerling geeft nog meer kracht. 'Gert, wat heb jij je jas netjes opgehangen'.
"Stop-loop-praat" methodiek van PBS
Deze methodiek wordt, net zoals de PBS gedragslessen, schoolbreed aangeleerd aan alle kinderen. Door de schoolbrede aanpak zal er door iedereen op dezelfde manier gereageerd gaan worden op pestgedrag. Tevens is deze methodiek fijn, omdat omstanders actief betrokken worden bij het tegengaan van pesten.
Hieronder volgen de 3 stappen van de “
stop-loop-praat” methodiek, naar de leerling toe beschreven.
1) Wanneer een andere leerling iets doet wat jij vervelend vindt, is de eerste stap dat je 'Stop' zegt. Dit doe je zo: strek je arm naar voren, steek je hand op met de handpalm naar buiten. Kijk degene die vervelend gedrag laat zien aan en zeg duidelijk 'stop'.
2) Als het andere kind stopt met het gedrag dat jij niet leuk vindt, is het klaar. Stopt de ander niet nadat je duidelijk 'stop' hebt gezegd, dan loop je rustig en met een opgeheven hoofd weg uit de situatie.
3) Als het andere kind dan stopt, is het klaar. Soms is 'stop' zeggen en weglopen niet genoeg om het ongewenste gedrag te laten stoppen. Wanneer dat gebeurt is de laatste stap dat je naar een juf of meester toe gaat en vertelt wat er aan de hand is. Dit doe je door rustig te vertellen wat er aan de hand is, wie het ongewenste gedrag liet zien en wat diegene deed.
De leerkracht zal aan je vragen of je stop gezegd hebt en of je bent weggelopen. Als je dat allemaal gedaan hebt, zal de juf of meester met het andere kind gaan praten; o.a. over de stappen en wat die betekenen.